Netwerk

 

 

 

Academie voor Muziek (Amsterdam)

     De Academie voor Muziek werd opgericht door Ernest Appy en bestond van 1884 tot 1894. In de jaren 1886 en 1887 (en daarna ook, vermoed ik) was het instituut gevestigd op het adres: Constantijn Huygensstraat XX 2, ingang Vondelkade.

   XX was de code voor 'West', het huisnummer werd in 1894 vernummerd naar 102. Vondelkade was destijds de naam van de zuidzijde van de Overtoomse Vaart, die pas aan het begin van de twintigste eeuw gedempt zou worden, en wel vanaf de Stadhouderskade tot aan de gemeentegrens met Nieuwer-Amstel (ter hoogte van de huidige Anna van den Vondelstraat). Met andere woorden: het gaat in huidige benamingen om het hoekpand Overtoom - Eerste Constantijn Huygensstraat. 

   (ik ga nog de advertentie uit De Amsterdammer van 16 januari 1887 plaatsen).

   Schlegel heeft in ieder geval in de jaren 1886 en 1887 lesgegeven aan deze Academie: in 1886 was hij aangesteld voor solo-piano, in 1887 voor solo-piano en compositie. (Het schooljaar begon in februari, vandaar dat de advertentie in januari geplaatst werd.)

   Henri Ruifrok, aangesteld als theoriedocent, was een oud-leerling van Schlegel.

23 juli 2021

   

 

Andriessen, Willem (1887-1964)

 

 

Appy, Ernest (Den Haag 1834 - Kansas City 1895)

 

 

van Asbeck-Kluit, Anna (baronesse) (1860-1927)

     Anna Kluit, later baronesse van Asbeck-Kluit is een van de markante persoonlijkheden uit het leven van Leander Schlegel. Zijn magnum opus, de Deutsche Liebeslieder opus 20, waarvan zij samen met de sopraan Anna Kappel de eerste uitvoering gaf, is aan haar opgedragen. En in een opdracht noemt hij haar "die treffliche Künstlerin und Jugendfreundin". 

   Een biografisch lemma gewijd aan Anna van Asbeck-Kluit van de hand van Elsbeth Locher-Scholten is te vinden in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.

 

17 augustus 2019, afbeeldingen afgedrukt met toestemming van Elsbeth Locher-Scholten

 

 

Assmann, Adele

     De alt Adele Assmann was een leerlinge van Julius Stockhausen. Het is dus niet verwonderlijk dat we haar nadrukkelijk in de omgeving van Johannes Brahms tegenkomen. Zo was zij een geliefd vertolkster van diens 'Alt-rapsodie', die zij meermaals onder zijn leiding uitvoerde. Op 22 oktober 1878 gaf zij in Breslau de eerste uitvoering van één van Brahms' mooiste liederen: 'O kühler Wald' opus 72 no.3. De dichter Klaus Groth schreef in 1880 over haar aan Stockhausen: "Gern hörte ich Fräulein Adele Assmann singen, die nicht wie Henschel und Andere "à la Stockhausen" singt, sondern wie mir scheint, in seinem Geiste" (geciteerd uit: Julius Stockhausen. Der Sänger des deutschen Liedes, 1927, p.461).

   Als oratoriumzangeres was zij te horen in de Matthäus Passion van Bach, maar opmerkelijk genoeg ook, tijdens het 45e Niederrheinische Musikfest in 1877, in een uitvoering van Verdi's Requiem onder leiding van de componist.

   Schlegel droeg zijn liederen opus 6 no.1 & 2 aan haar op.

12 juli 2013

 

 

Bletzacher, Josef (1835-1895)

 

 

de Booij, Mik (1856-1927) en Hendrik (1867-1964)

     Mik de Booij wordt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis vaak in één adem genoemd met Henriette Ortt en de drie dochters, met name Martha, van Vloten. Ze waren leerlingen geweest van de Burgerschool voor meisjes in Haarlem - de eerste in Nederland, opgericht in 1867 - en Johannes van Vloten en Elisabeth van Gennep hadden als vooruitstrevende ouders zelfs doelbewust voor Bloemendaal als nieuwe woonplaats gekozen om de meisjes naar deze nieuwe school te kunnen laten gaan. Later zou de familie naar een door Cuypers ontworpen villa aan het Haarlemse Florapark verhuizen.

Een tijd lang scheen er een mogelijke huwelijksrelatie in te zitten tussen Henriette Ortt en Frederik van Eeden, maar uiteindelijk leek vooral de totaal verschillende betekenis die religie in hun beider levensvisie had een te grote hinderpaal. Dat geldt trouwens ook voor de relatie tussen Mik en Daniel de Clercq. We kunnen daarover het een en ander teruglezen in de dagboeken van Van Eeden, die uiteindelijk met Martha van Vloten zou trouwen.

In diezelfde dagboeken lezen we ook over Miks pianospel, met name op 14 december 1876: "... Gisteren kunstbeschouwing en daarna speelde Mik bij Ortt [, woonachtig aan het Spaarne,] en we draaien de lichten uit en lagen op luie stoelen maar ik genoot zooals ik zelden doe. Zoo rustig, zoo liefelijk was het. Ik droomde ervan". 

   Uit de mémoires van Miks jongere broer Hendrik weten we dat zij een pianoleerlinge van Schlegel was. Hij vertelt daarin hoe zij hem als goed opgeleide oudere zus allerlei kennis bijbracht en voegt daaraan toe: "Ze had zich ook onder Leander Schlegel die mij eens zeide, dat Mik zijn beste leerlinge was, bekwaamd tot ene uitstekende pianiste".

De vader van Mik (eigenlijk Jeanne Marie) en Hendrik was in 1852 door koning Willem III aangesteld als notaris gevestigd te Beverwijk. In 1857 werd hij overgeplaatst naar Haarlem. In 1860 is het gezin daar ook gaan wonen. Hendrik schrijft dat het huis aan de Grote Houtstraat - toen nog een woonstraat - , waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht, Frederik van Eeden als voorbeeld gediend heeft bij de beschrijving van de woning van de hoofdpersoon in zijn roman Van de koele meren des doods, zoals hij ook suggereert dat de aristocratische Henriette een inspiratiebron geweest zou zijn voor die hoofdpersoon: Hedwig Marga de Fontayne. 

     Hendrik zelf maakte een carrière als marine-officier en bracht behoorlijk wat tijd door in het voormalige Nederlands-Indië. In 1903 werd hij om gezondheidsredenen afgekeurd. In 1904 werd hij administrateur bij het Concertgebouworkest en van 1905 tot 1951 was hij er bestuurslid. Een van zijn medebestuursleden was Charles Boissevain, broer van zijn vrouw Hilda met wie hij in 1897 getrouwd was. Hendrik heeft ook de overbekende foto's gemaakt waarop we Mahler, Diepenbrock en Mengelberg verenigd zien.

Op 12 februari 1912 schrijft hij in zijn dagboek: "Vergadering concertbesturen - zeer langdradig geklets over het engageren van 5 solisten. ... 's avonds diner bij van Laer, waarvoor Ogtrop het menu heeft gemaakt, prachtig diner. Mr. dr. baron P. Th. (nog een paar voorletters) Creutz, wordt flink dronken. ... Ik zit tussen Schlegel, die altijd aangenaam jeugdherinneringen bij mij opwekt, hij looft Mik als zijn beste en meestbegaafde leerling, en Hodenpijl, die een brave kerel is. Mengelberg gaat 10 uur naar Londen".

     Mik wordt later directrice van Talitha Kumi, onderdeel van de Heldringstichtingen in Zetten, dat verwaarloosde en verlaten kinderen in christelijke geest probeert op te vangen. Zij overlijdt in Bilthoven.

   Schlegel heeft 'Im Nachsinnen', het derde deel uit zijn in 1894 uitgegeven opus 9, aan haar opgedragen. 

Mik de Booij op nog tamelijke jonge leeftijd Hendrik de Booij op latere leeftijd

6 augustus 2013

 

 

Dvořák, Antonín (1841-1904)

     Dit is een relatie die voor zover ik weet niet tot stand kwam, maar op onderstaande brief viel mijn oog toen ik lang geleden in een Praagse boekhandel in de uitgave van Dvořák's correspondentie bladerde.

   Gustav Schlegel, sinoloog te Leiden en broer van Leander Schlegel, en Rudolf Dvořák, orientalist te Praag en naamgenoot maar geen familielid van Antonín Dvořák, hadden het plan opgevat beide componisten met elkaar in contact te brengen - ik vermoed op initiatief van Gustav. Daartoe heeft Rudolf op 6 juli 1901 een brief geschreven aan Antonín. Diens antwoord is gedateerd: Vysoká u Příbrami 19 juli 1901.

     "Hooggeleerde Heer,

   Het spijt me dat ik van Uw brief niet één dag eerder wist, ik was bijna de hele week in Praag (gisteren pas kwam ik terug naar Vysoká) en ik kon U in die zaak helpen. Gelieve dhr. Schlegel in Leiden te laten weten dat ik nu buiten Praag ben en hier in Vysoká blijf tot eind september.

   Als mijnheer wil, laat hem maar komen, echter wil ik erop attenderen dat de reis van Příbram (per koets voor 2fl.) naar ons toe één uur duurt en dat hier in het dorp alles slecht geregeld is. Met name een diligence is in deze tijd zeer moeilijk te krijgen.

   Dus laat mijnheer komen, ik zal me verheugen om met hem kennis te maken, en als U hem schrijft, laat hem dan weten dat het goed is als dhr. Schlegel zijn komst naar ons een dag of twee van te voren meldt. 

   U mijn dank betuigend voor Uw welwillendheid verblijf ik met de meeste hoogachting.

                                                                                                                 Antonín Dvořák"

5 juni 2021, met dank voor de vertaling aan Anton Vácha

   

 

Gips, Wilhelmina (Dordrecht 1843 - Den Haag 1895)

     Een uitgebreide chronologie van de sopraan Wilhelmina Gips staat op de website van Opera Nederland.

 

 

Gunz, Gustav (1831-1894)

 

 

Haakman, Ida (Haarlem 1870 - Haarlem 1945) ???

 

 

Hagedoorn, Leo (1875-1946)

     De invulling van dit lemma is enigszins speculatief, maar ik sluit niet uit dat we het hier hebben over de (miniatuur)schilder, aquarellist, illustrator, (pen)tekenaar en pastellist Leo Hagedoorn. Die werd in Amsterdam geboren in 1875 en zal op zeker ogenblik naar Haarlem verhuisd zijn, in ieder geval vóór 1910, toen zijn dochter, de latere actrice en cabaretiere Georgette Hagedoorn, daar geboren werd. Hij was in Haarlem werkzaam bij drukkerij Johan Enschede & Zn en overleed er in 1946.

   Leander Schlegel droeg het rond 1910 uitgegeven opus 27, Der Kinder bunte Welt, aan hem op.

16 mei 2021

 

 

Heymann, Carl (1852-1922)

     Carl Heymann werd in 1852 geboren in Filehne (thans Wielen ten noordoosten van Poznan). Zijn vader was daar chazzan. In 1856 kwam het gezin naar Amsterdam.

   Carl Heymann, die gestudeerd had in Keulen en Berlijn, gold als een van de grootste pianistische talenten van zijn tijd. Hij zou zelfs Liszt verleid hebben tot de uitspraak: "Er hat mich überlistet", al weet je met dit soort anecdotes nooit precies hoe het zit met het waarheidsgehalte. Helaas leed hij aan een zenuwziekte, die hem steeds weer noopte zijn concertaktiviteiten te onderbreken, evenals zijn aanstellingen als leraar, onder meer in Berlijn, Bingen en Frankfurt a.M., waar Edward MacDowell tot zijn leerlingen behoorde.

   Na een toernee in 1881/1882 langs onder meer Wenen, Londen, Sint-Petersburg en Praag lijkt zijn carrière tot stilstand te zijn gekomen. Ook kan ik na 1881 geen composities van hem meer vinden. Hij overleed in 1922 in Haarlem (en niet in Bingen, zoals veel met name niet-Nederlandse artikelen op internet beweren).

   Het Nieuw Israëlitisch Nieuwsblad (15 december 1922) vermeldt in zijn necrologie: "Het leeraarschap kon hem echter allerminst bevredigen, zoodat hij weer als solist ging optreden, helaas met het gevolg, dat hij spoedig andermaal door een zenuwlijden werd aangegrepen, dat hij sedert nooit meer te boven is gekomen". En iets verder: "Rabbijn de Vries, die den overledene jarenlang als geestelijke heeft bezocht, schetste hoe hij den overledene in zijn enkele heldere oogenblikken leerde kennen als iemand, begaafd met een fijnbesnaarde ziel".

   Leander Schlegel heeft het in 1886 verschenen "Rhein und Loreley". Eine Phantasie am Clavier opus 3 aan Carl Heymann opgedragen. Dat was dus nadat Heymann klaarblijkelijk al door zijn zenuwziekte definitief was geveld. In de opdracht noemt hij hem "zijn vriend", wat wijst op een persoonlijke relatie. Maar meer weet ik daar niet over, evenmin wanneer en waarom Heymann in Haarlem terecht is gekomen.

   Carl had vier jongere zussen die allemaal een muzikale carrière maakten: Louise als optredende zangeres, Sara als pianolerares, Johanna als optredende pianiste en Sophie als optredende zangeres. Johanna en Sophie werden in 1943 vermoord in Sobibor.

18 mei 2021

   

 

Hill, Carl (Karl) (1831-1893)

     De bariton Carl Hill was afkomstig uit Idstein nabij Wiesbaden, waar hij een muzikale opleiding kreeg bij Jeshewiz, zanger aan de Hofoper aldaar, en bij Musikdirektor Friedrich Wilhelm Rühl. Tot 1866 combineerde hij een functie bij de Post met zijn optredens, maar daarna koos hij voor die laatste. In 1868 werd hij aangesteld aan de Hofoper van Schwerin en door de groothertog van Mecklenburg tot Kämmersanger benoemd.

   In 1873 kwam Wagner naar Schwerin om een uitvoering van de Fliegende Holländer bij te wonen. Hij was zo onder de indruk dat Carl Hill geëngageerd werd als Alberich in de eerste integrale uitvoering van de Ring des Nibelungen in Bayreuth in 1876. Daarna trad hij in Bayreuth ook nog op in de Fliegende Holländer, Lohengrin, Tannhäuser, de Meistersinger von Nürnberg en als Klingsor in de eerste uitvoering van Parsifal

   Carl Hill kwam drie keer naar Haarlem om er op te treden met Leander Schlegel: in juli 1873, maart 1879 en mei 1881. Zij voerden onder meer An die ferne Geliebte van Beethoven, Winterreise van Schubert en Dichterliebe en Der arme Peter van Schumann uit.

   Aan het einde van zijn leven leed hij aan een zenuwziekte die zodanig verergerde dat hij zich liet opnemen in een zenuwinrichting. Daar overleed hij in verstandsverbijstering in 1893.

4 augustus 2021

   .

 

Hol, Betsy (1866-1931)

     Betsy (Elisabeth Bregitta) Hol werd in Utrecht geboren op 17 augustus 1866 als dochter van dirigent en componist Richard Hol. Zij kreeg een zangopleiding als sopraan en was later aktief als concertzangeres en zangpedagoge. Ik heb een optreden terug kunnen vinden in Caecila: de correspondent in Utrecht meldt dat zij in 1895 onder leiding van haar vader meewerkt aan een uitvoering van Les Béatitudes van César Franck. Omdat het in die tijd gebruikelijk was de woonplaats van uitvoerenden te vermelden, weten we dat zij toen in Leiden woonde.

   In 1901 huwde ze in Dordrecht met de Dordtse weduwnaar Cornelis Gerardus van Heck. Op een gegeven ogenblik moet het gezin naar Haarlem verhuisd zijn. Daar is ze gestorven op 30 juli 1931. Ze was toen woonachtig in de Westerhoutstraat, maar is, enigszins raadselachtig, een paar straten verder, in de Hazepaterslaan, overleden.

   In een brief aan Richard Hol, d.d. 11 september 1895, schrijft Leander Schlegel: "Ik ben bezig, eigenlijk geheel buiten de sollicitanten om, Mej. Uwe dochter Betsy, voor onze school, (voor Solozang) te winnen. Het fijne van de zaak kan ik U slechts mondeling zeggen. De décisie hangt echter geheel v.h. bestuur af."

   Schlegel heeft zijn waarschijnlijk rond die tijd verschenen lied 'Nachtwache der Liebe' opus 8 no.1 aan Mejuffrouw Betsy Hol opgedragen. Er is een uitvoering door haar bekend op 24 februari 1900 in de Muziekzaal van Sociëteit 'Vereeniging' in Haarlem, tijdens een Feest-Concert t.g.v. het 70-jarig bestaan van 'Zang en Vriendschap'.

     Betsy had een vijf jaar jongere zus, Amalia Jacoba (Utrecht, 22 augustus 1871) die eveneens als zangpedagoge vermeld staat. In 1897 huwde zij in Harlingen met de uit Franeker afkomstige Jouke Broer Schuil. Het huwelijk werd bij volmacht voltrokken omdat de bruidegom het jaar ervoor als luitenant van de infanterie naar Nederlands Indië was vertrokken. Amalia reisde hem na, maar in 1903 keerden zij terug naar Nederland, meer bepaald Den Helder. In 1908 verhuisde het echtpaar naar Haarlem. Ik weet niet of Amalia daar nog als zangpedagoge gewerkt heeft en wellicht contact met Leander Schlegel heeft gehad. 

   Haar echtgenoot gaf nu toe aan een oude liefde en schreef een aantal theaterstukken, waarin soms een kritische toon jegens het leven in de kolonie doorklinkt. Later werd hij een succesvol auteur van kinderboeken en schreef hij voor het Haarlem's Dagblad theaterkritieken. Tot in 1941, toen hij te kennen gaf niet te willen "schrijven over Kulturkammertoneel".

   Amalia overleed op 27 juli 1938 en werd, evenals Betsy vóór haar, begraven op de Algemene Begraafplaats Heemstede.

29 mei 2021

 

 

Hol, Richard (1825-1904)

 

 

Hüttner, Georg (1861-1919)

     Georg Hüttner werd in 1887 gekozen tot eerste dirigent van de nieuw opgerichte Dortmunder Orchesterverein en leidde het orkest tot aan zijn dood. Op 22 september 1911 gaf hij met het orkest, inmiddels Philharmonisches Orchester Dortmund geheten, de eerste uitvoering van Schlegels Symfonie opus 25. De website van de (inmiddels) Dortmunder Philharmoniker schrijft over hem: "Zielstrebig setzte er sich für die Verbesserung der musikalisch-technischen Leistungen seiner Musiker ein, und war gleichzeitig um den allmählichen Anschluss seiner Dortmunder Sinfonie-Konzerte an das geschmackliche Niveau der traditionsreicheren Kulturzentren des wilhelminischen Kaiserreiches bemüht. Dass ihm das bereits vor der Jahrhundertwende gelang, ist ihm als einem hochbefähigten, ebenso behutsamen wie konsequenten Orchestererzieher und „Publikumspädagogen“ zu danken." Ook stichtte Hüttner in Dortmund een konservatorium.

   Hüttner was geboren in het Oberfränkische Schwarzenbach, dat hem nu nog eert met de Georg-Hüttner-Platz, en was bevriend met Henri Marteau, die, na een 'Erholungsurlaub' in Oberfranken, juist in deze tijd het plan had opgevat een villa te laten bouwen in het nabij gelegen Lichtenberg (zie verder onder Marteau). Het lijkt me meer dan waarschijnlijk dat Marteau Hüttner in aanraking heeft gebracht met de partituur van Schlegels Symfonie.

   Overigens stond Hüttner sowieso open voor nieuwe muziek van zijn tijd: er bestaat een fraaie foto, gemaakt in 1909 in Dortmund, waarop hij majestueus boven een zittende Max Reger uittorent; In 1910 vond in Dortmund een driedaags Max-Reger-Fest plaats (het décor van de verwijdering tussen Reger en Marteau, of misschien moet ik zeggen in de eerste plaats hun echtgenotes); en de Zweedse componist Tor Aulin heeft zijn 4 Svenske danser opus 32 (1913) aan Hüttner en zijn Philharmoniker opgedragen.

20 mei 2021

 

 

de Jonge van Campens Nieuwland - Witsen, Henriette, zie: Witsen, Henriëtta Jacoba

 

 

Kappel, Anna (1875-1967)

     Anna Kappel werd in 1875 geboren in Purmerend. Op haar negende werd zij wees en belandde zij in het Armenweeshuis.  De plaatselijke muziekschooldirecteur J.P. Groot gaf haar gratis les in piano, zang en algemene muziekleer, ze kreeg kosteloos lessen Frans en Duits en het weeshuis huurde een piano voor haar.
   In 1890 werd ze toegelaten tot de Koninklijke Muziekschool in Den Haag, na bemiddeling door de directeur van dat instituut, de componist W.F.G. Nicolaï. Na haar debuut in 1894 vertrok Anna in 1895 naar Berlijn om te studeren bij Lilli Lehmann, een van de meest vooraanstaande zangeressen en zangleraressen van die tijd.

     Op 30 september 1903 stuurt Anna Kappel vanuit Den Haag de volgende brief aan Leander Schlegel:

     Zeergeachte Heer.

     Ontvangt U mijn hartelijken dank voor Uwe liederen en voor de inzage van de liederen van Gänsbacher. Ik zal zoo spoedig mogelijk kennis maken met die liederen. En Uwe belofte om ook voor mij liederen te componeeren neem ik dankbaar aan. Ik kan U al vooruit schrijven dat ik ze zeker op concerten zal zingen, want wat van Uwe hand komt is mooi.

     Nu ik U toch schrijf, kan ik U wel even melden, dat mijn plan is Mevr. v. Asbeck te vragen een invitatieconcert in Amsterdam te geven om Uwe cyclus dan nog eens voor een uitgelezen publiek ten gehoore te brengen. Als U dit plannetje ook nogal aardig vindt, wilt U Mevr. v. Asbeck nog wel eens warm voor maken. Ik wil a.s. Zondag eens belet laten vragen bij haar en er dan eens over spreken.
     Nous verrons!

     Nogmaals mijn dank met hart. gr. ook s.v.p. aan Uwe vrouw en dochter.

          Hoogachtend

          Anna Kappel

   Voor zover ik kan nagaan heeft de eerste uitvoering van de Deutsche Liebeslieder opus 20, die “Frau Baronin Anna von Asbeck-Kluit zugeeignet” zijn, eind 1901 of begin 1902 in Den Haag plaatsgevonden. In ieder geval schrijft de Haagse correspondent van Caecilia: "Op een anderen namiddag-matinée droegen mevr. A. Baronesse  van Asbeck-Kluit en Mej. Anna Kappel o.a. den cyclus Deutsche Liebeslieder van Leander Schlegel voor, en gaven van dit poëtische werk eene vertolking, zooals de componist, die aanwezig was, het zich, dunkt mij, niet beter wenschen kan" (Caecilia, jrg. 60, 1902, 5, p.181). Ik weet niet of er nog iets van dat invitatieconcert terecht is gekomen. In 1904 verhuist Anna dan naar Frankfurt.
   Schlegel is zijn belofte nagekomen door zijn Drei Lieder opus 21 op te dragen aan Anna Kappel. Die heet bij het verschijnen van die liederen inmiddels Anna Stronck-Kappel, want in 1907 is ze in het huwelijk getreden met de oorspronkelijk Nederlandse maar tot Duitser genaturaliseerde dirigent en componist Richard Stronck. Tot 1923 wonen ze in Barmen, een stad met een niet oninteressant cultuurleven, waar Richard Musikdirektor van het symfonieorkest is (in 1929 zal Barmen met vier andere steden, waaronder Elberfeld, worden samengevoegd tot een Großstadt, die vanaf 1930 Wuppertal heet). Ze maakt een mooie carrière en treedt op onder dirigenten als Mengelberg, Furtwängler en Kleiber.
   In 1923 keren ze terug naar Nederland. Na de dood van haar man in 1929 beperkt Anna Kappel zich steeds meer tot lesgeven.

   Vast staat dat Anna Kappel de Deutsche Liebeslieder nog heeft uitgevoerd in Leeuwarden in 1906 en tijdens het grote Schlegel-concert in Haarlem in 1910. Bij die laatste gelegenheid heeft zij nog drie andere liederen van Schlegel gezongen, waarvan twee uit het aan haar opgedragen opus 21. Schlegel moet zeer ingenomen zijn geweest met haar uitvoeringen, want op haar exemplaar van de Deutsche Liebeslieder lezen we de handgeschreven opdracht: “Ter herinnering aan de onnavolgbare vertolking van de Deutsche Liebeslieder door Anna Stronck-Kappel van haren “begeisterten Verehrer” L. Schlegel”.

Anna Kappel overleed in 1967 op 91-jarige leeftijd.

Een sympathieke, met fraaie foto’s verluchte beschrijving van Anna Kappels leven is te vinden op internet: Jack Otsen, 'Anna Kappel: Purmerendse nachtegaal'.

11 november 2007, rev. 13 oktober 2013

 

 

Kluit, Anna, zie: van Asbeck-Kluit, Anna (baronesse)

 

 

Landré, Jeanne

     "Ja, toen wij pas in Haarlem woonden, meldde ik mij bij den toenmaligen directeur van de muziekschool daar, wijlen Leander Schlegel, voor pianolessen. Ik kende hem niet en het eerste wat hij zeide was weinig opwekkend. Toen hij mijn rechterduim zag, die een afwijking vertoonde, vertelde hij, dat ik nóóit eenig succes in die richting zou hebben. Twee jaar daarna (ik was bijna zeventien jaar) verving ik bij het klassikale en solo-onderwijs in pianospelen gedurende veertien dagen... Leander Schlegel! Hij zelf moest naar Leipzig en Dresden, voor de uitvoering van zijn klavier-quartet, waarin hij tevens meespeelde. Onze vriendschap vond toen een hechte basis." (Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, 24 december 1940)

   Het moet hier gaan om de uitvoering van het Pianokwartet op 15 december 1888 in de Kleine Zaal van het Neue Gewandhaus door Schlegel met Brodsky, Novácek en Klengel. Het werk ging toen nog als opus 6 en zou pas veel later als opus 14 in druk verschijnen.

   Van de uitvoering in Dresden heb ik geen gegevens.

     Leander Schlegel heeft het vermoedelijk aan het eind van de jaren 1890 uitgegeven lied 'Es fuhr ein Fischer' opus 8 no. 2 opgedragen aan Jeanne Landré.

(wordt vervolgd en aangevuld)

7 juni 2021

 

 

Loman-Lutkeman, Alida, zie: Lutkeman, Alida

 

 

Lutkeman, Alida (1869-1942)

 

 

Marteau, Henri

 

 

Oróbio de Castro, Coba

     De familie Orobio de Castro is een van oorsprong Portugees joodse familie die in de zeventiende eeuw uitweek naar onder meer Nederland en zich, met meerdere varianten in de familienaam, wijd vertakte.

   Ik heb nog geen concrete aanknopingspunten voor Coba kunnen vinden, maar ik heb de neiging haar in de buurt van de twee broers Arthur Herman en Max te plaatsen. Beide werden in Amsterdam geboren: Arthur Herman in 1882, Max in 1887. Hun vader was arts. Arthur Herman was violist, concertmeester bij verschillende orkesten in Duitsland en Nederland en werd later leraar aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar Davina van Wely tot zijn leerlingen behoorde. Hij overleed daar in 1947.

   Max (Maximiliaan) was cellist en waarschijnlijk de bekendere van de twee. In 1924 werd hij leraar aan het Amsterdamsch Conservatorium en later in Den Haag. Hij had meerdere leerlingen die een vooraanstaande positie zouden gaan innemen. Als uitvoerend musicus werkte hij onder meer samen met Willem Andriessen. Hij overleed in Den Haag in 1962.

     Arthur Herman en Max traden ook samen op en worden regelmatig in één adem genoemd. Daarbij is echter nooit sprake van een zus. De zoektocht moet dus nog even doorgaan.

   Schlegel droeg de in 1909 verschenen Walzer opus 30 no.4 aan Coba op.

15 mei 2021

 

 

Naphtali-Bielski, Olga

     Kijk voorlopig bij Nieuws, 24 december 2014

 

 

Rehberg, Willy (1863-1937)

     De Zwitserse pianist Willy Rehberg werd geboren in Morges in 1863. Hij studeerde in Zürich en in Leipzig. In Leipig gaf hij later ook les, evenals in Genève, Frankfurt a.M., Mannheim, Basel en tenslotte weer Mannheim. Hij verrichtte sowieso veel pedagogisch werk, ook in de vorm van uitgaven en arrangementen. Tot zijn leerlingen behoorde ook zijn zoon, de pianist Walter Rehberg. Hij overleed in Mannheim in 1937.

   In het Schlegel-archief bevindt zich het programma van een uitvoering van de Suite opus 4 op 16 februari 1908 In Frankfurt a.M. Rond 1909 nam Rehberg deze suite op op een Nr. 73er Phonola van de firma Ludwig Hupfelt AG in Leipzig, naast een groot aantal andere werken waaronder de Davidsbündlertänze van Robert Schumann. De twee rollen met de Suite worden vermeld in de catalogus van 1912 onder de nummers 14125 (deel 1 en 2) en 14126 (deel 3 en 4).

17 mei 2021

 

 

Ruifrok, Henri Willem Johan (1862-1933)

   Henri Ruifrok was afkomstig uit Haarlem en was daar een leerling van Leander Schlegel. Hij zette zijn studie voort aan het Conservatorium van Leipzig, waar hij in 1885 afstudeerde. Carl Reinecke en Salomon Jadassohn behoorden er tot zijn leraren.

   In 1886 en 1887 was hij leraar theorie/harmonie- en accordenleer en muziekgeschiedenis aan de Academie voor Muziek in Amsterdam.

   In 1888 emigreerde hij naar de Verenigde Staten. Hij was daar werkzaam aan verschillende instituten, onder meer in Des Moines (Iowa). Hij componeerde er met name liederen: zijn opus 1 & 2 werden rond 1895 uitgegeven bij Clayton F. Summy Co in Chicago.

   Manuscripten en oorspronkelijke uitgaven zijn nog aanwezig in de Des Moines Historical Library Manuscripts en de Iowa Music Collection: Des Moines Special Collections.

23 juli 2021

 

 

Russi, Emilio, zie onder Wenen

 

 

Stapelfeldt, Martha

     De alt Martha Stapelfeldt, afkomstig uit Frankfurt a.M., profileerde zich vooral als lied- en oratoriumzangeres. Zij gaf Liederabende gewijd aan het Duitse liedrepertoire (Schumann, Brahms), bijvoorbeeld in de Großer Konzertsaal in Frankfurt en de Bechsteinsaal in Berlijn, en maakte deel uit van het Berliner Vocal-Quartett, waarmee zij ook in Nederland optrad. Als oratoriumzangeres voerde zij vooral Bach uit, zowel de Passionen als cantates.

   Vanaf 1900 trad zij regelmatig op in concerten van de Frankfurter Museums-Gesellschaft in de Großer Konzertsaal. In 1906 in de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven onder Richard Strauss.

   In Amsterdam zong zij op 26 en 27 oktober 1904 de alt-solo in de Tweede Symfonie van Gustav Mahler bij het Concertgebouworkest onder leiding van de componist. In 1905 vertolkte zij diezelfde solo in Berlijn onder Oskar Fried, deze keer met Mahler in de zaal. Van 1902 tot 1909 was zij een regelmatig terugkerende gast bij het Concertgebouworkest: in 1902 Odysseus van Max Bruch onder Willem Mengelberg, in 1903 Der Messias van G.F. Händel onder Anton H. Tierie, in 1904 verder nog Dem Unendlichen van Franz Schubert onder Willem Mengelberg, in 1905 en in 1906 de Matthäus Passion van J.S. Bach onder Anton H. Tierie, in 1906 ook nog de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven onder Felix Weingartner, en in 1909 weer Der Messias onder Anton H. Tierie,

   In 1919 werkte zij in de Philharmonie in Berlijn mee aan Frühlings-Feier van Carl Prohaska tijdens de Tonkünstler-Versammlung des Allgemeinen Deutschen Musikvereins.

(1924, Johannes Passion in Kiel) (12 oktober 1904, Liederabend Bechsteinsaal) (1908, Tilsitt, Beethoven Missa Solemnis)

   Tijdens een Schlegel-concert in Berlijn op 18 februari 1911 zong zij de liederen opus 22 no.1 & 2 en opus 24 no.1 & 3.

11 juli 2013, uitgebreid 1 juni 2021

 

 

Sahla, Richard (1855-1931)

     Er bestaat een Inernational Richard Sahla Society, die een uitgebreide en met fraaie foto's verluchte biografie van Sahla op haar website heeft staan.

   Richard Sahla dirigeerde de waarschijnlijk eerste uitvoering van het Vioolconcert van Leander Schlegel op 21 februari 1911 in de Blüthner-Saal in Berlijn met het Blüthner-Orchester en uiteraard Henri Marteau als solist.

   Sahla was zeer bevriend met zowel Reger als Marteau, van wie hij alle zes vioolconcerten ten doop hield.

20 mei 2021

 

 

Steenman, Joh. (Johan Anthonie, 1862-1934)

 

 

Stronck-Kappel, Anna, zie: Kappel, Anna

 

 

Süddeutscher Musikverlag

     Deze muziekuitgeverij werd in 1898 opgericht door Fritz Müller en gevestigd in Strassburg i/E. In haar eerste periode, tot 1918, gaf zij voornamelijk nieuwe muziek uit, bijvoorbeeld van Ludwig Thuille, Henri Marteau, Émile Jacques-Dalcroze en Leander Schlegel. Na omzwervingen via Karlsruhe en Heidelberg werd de firma in 1988 verkocht aan Bärenreiter. 

   Van Schlegel zijn negen composities bij de Verlag uitgegeven. Sommige daarvan hebben een laag plaatnummer: 33a en 33b (opus 15), 34 (opus 13), 35 (opus 23), wat een uitgave rond 1902/1903 suggereert. Andere plaatnummers, ook weer gegroepeerd, duiden op een latere uitgave, namelijk rond 1909: 220 (opus 14), 224 (opus 27), 225 (opus 12), 226 (opus 21), 227 (opus 22 ), 228 (opus 31). Opus 23 en 31 zijn later overgenomen door Bosworth & Co, Leipzig resp. London/Leipzig.

   Dit overzicht bevestigt eens te meer dat de uitgavegeschiedenis van Schlegels werken een grillig verloop kent. Twee oorzaken kunnen zijn dat het soms moeite kostte om een werk uitgegeven te krijgen, bijvoorbeeld wegens de hoge kosten (dat geldt voor het Pianokwartet opus 14), maar ook dat er een lange periode verstreek tussen de eerste uitvoering (uit het manuscript) van een werk onder een al toegekend opusnummer en het uiteindelijke ogenblik van uitgave, De groepering van zes composities lijkt er op te wijzen dat tenminste een aantal daarvan op uitgave lag te wachten.

15 mei 2021

 

 

Veerman-Bekker, Lucie

 

 

Vink, Henri (1848-1925)

     Henri Vink werd in 1848 (op 13 mei, zegt één bron) of 1849 (zeggen alle andere bronnen, nog natrekken!) geboren in Haarlem. Hij was daar betrokken bij de opbloei van het (kamer)muziekleven, zoals die tot stand kwam onder leiding van Appy, Schlegel en Schmölling. Ook nam hij er in 1873 met Schlegel het initiatief tot een Wagner-Vereniging.

   Vanaf 1875 was hij werkzaam in Dordrecht. Van 1875 tot 1879 dirigeerde hij er de zangvereniging van Toonkunst, waar hij werd opgevolgd door Willem Kes, later de eerste dirigent van het Concertgebouworkest. Van 1888 tot 1903 was hij directeur van de Dordtse muziekschool. Hij organiseerde veel kamermuzieksoirées, zowel alleen als later samen met Kes.

   Hij overleed in Dordrecht in 1925.

   Henri Vink droeg zijn pianotrio opus 2 (vermoedelijk 1877, uitgave 1878-1880) op aan Leander Schlegel, die het ook uitvoerde. Verder componeerde hij onder meer een Pianokwintet in d opus 5, een Cellosonate en In der Fremde voor cello en piano (vindplaats onbekend), en koorwerken als Door het woud opus 3 en Der Triumph der Liebe.

17 augustus 2013

 

 

Witsen, Henriëtta Jacoba (1875-1959)

     Henriëtta Jacoba Witsen werd in 1875 in Amsterdam geboren als telg uit de bekende Witsen dynastie. De vooraanstaande schilder en fotograaf Willem Witsen (1860-1923) was haar oom, haar vader Jonas Jacobus Witsen (1849-1928) was diens oudere broer. Haar grootvader Jonas Jan Witsen (1819-1901) was bestuurslid van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. Onder meer violist Josef Cramer, met wie Schlegel geruime tijd een pianotrio vormde (eerst met Ernest Appy, later met Henri Bosmans als cellist) was een van diens muzikale huisvrienden. Johannes Brahms en Johannes Verhulst waren gasten op de huisconcerten die hij en zijn zingende vrouw Jacoba Elizabeth Bonekamp (1826-1873) organiseerden. Henriëtta's moeder, Louisa Wilhelmina Henriëtta van Vloten (1854-1888), overleed toen Henriëtta dertien jaar was. Het gezin had zich toen klaarblijkelijk al in Haarlem gevestigd.

   Henriëtta bezocht de HBS in Haarlem en huwde er in 1898 met Bonifacius de Jonge van Campens Nieuwland. Afkomstig uit Middelburg, was deze, na zijn studies in Leiden, gemeente-ontvanger van Bloemendaal geworden. In 1906 verliet Henriëtta haar man en drie kinderen en in 1909 werd de scheiding uitgesproken.

   Van 1913 tot 1922 was zij getrouwd met de Rotterdamse autohandelaar Pieter Overgauw. In die periode deed zij eindexamen piano aan het Conservatorium van Berlijn. Na haar tweede scheiding woonde zij een tijd in bij haar vader in Amsterdam. Van 1946 tot 1959 leefde zij op Walcheren, afwisselend in Oostkapelle en Domburg.

     Henriëtta's composities, vooral pianowerken en liederen, waarvan een aantal tijdens haar leven in druk is verschenen als opus 1 t/m 4, worden bewaard in het Zeeuws Museum te Middelburg. Zij zijn gecomponeerd tussen 1893 en 1927 in een taal die de invloed van Schumann en Chopin verraadt.

   Schlegel heeft zijn Tweede Ballade voor piano opus 11 "Freifrau Henriette de Jonge van Campens Nieuwland - Witsen zugeeignet". Aangezien Schlegel contacten met de familie Witsen onderhield, kan hij haar als lid van die familie gekend hebben, maar het kan ook zijn dat hij in Haarlem met haar in aanraking is gekomen. In ieder geval mogen we aannemen dat zij zijn leerlinge is geweest. Op de twee in het Schlegel-archief aanwezige programma's van uitvoeringen door leerlingen van de Soloklassen der Muziekschool van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst komen we haar naam tegen: op 31 januari 1896 wordt Schumanns Faschingsschwank aus Wien uitgevoerd door H, Witsen, en op 29 januari 1898 speelt Mej. H. Witsen het eerste deel uit het Pianoconcert van Grieg (de partituur bevindt zich nog in het Witsen-archief in Middelburg).

11 februari 2008; het merendeel van de informatie is ontleend aan: Albert Clement & Hans Clement, "Henriëtta Jacoba Witsen 1875-1959. A female composer with a fortunate gift", in: Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis, VII-I, 2007.

 

 

Witsen, Maria Wilhelmina (1876-na 1933)

     Ik ga ervan uit dat deze Maria Wilhelmina, de een jaar jongere zus van bovenstaande Henriëtta, schuil gaat achter Mej. M. Witsen, die op 29 januari 1898, tijdens een Uitvoering door Leerlingen van de Soloklassen der Muziekschool van de Afdeling "Haarlem" der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst. drie liederen van Leander Schlegel uitvoerde: 'Die du bist so schön und rein' en 'Du bist wie eine Blume', die we in 1900 zullen terugvinden als no.2 en 3 van de Deutsche Liebeslieder opus 20, en 'Lieblich wallen durch die Lüfte', dat zal worden ondergebracht in het opus 21 en dus niet vóór 1907 in druk zal verschijnen.

   Maria werd op 7 september 1876 geboren in Amsterdam. In 1903 huwde ze in Haarlem met de Rotterdamse  koopman Henry Pieters. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag. Henry staat daar vermeld als assuradeur, Maria als zijnde zonder beroep. Een laatste vermelding van haar dateert uit 1933, als 'moeder van de bruidegom' bij het huwelijk van haar zoon.

30 mei 2021

 

 

Witte, Hendrik (G.H)

    Het leven van Hendrik Witte vertoont enige opmerkelijke parallellen met dat van Leander Schlegel. Ook Witte's vader was om beroepsmatige redenen van Duitsland naar Nederland gekomen, in dit geval naar Utrecht, waar (enz)

 

 

Wijsman, Johan (1872-1913)

     Johan Wijsman werd geboren in 1872 in Rotterdem. Zijn eerste leraar was zijn vader, componist/dirigent Willem Wijsman. Daarna had hij les aan het Amsterdamsch Conservatorium bij Bernard Zweers voor muziektheorie en Henri Tibbe voor piano. Hij zette zijn pianostudie voort bij James Kwast in Frankfurt a.M. en Friedrich Gernsheim in Berlijn. Ook nam hij lessen bij Ferruccio Busoni (sommige bronnen vermelden Berlijn, andere Weimar: het kan allebei). Zowel Busoni als Leopold Godowsky droegen composities aan hem op. Rond 1905 maakte hij op een mechanisch instrument van de firma Ludwig Hupfeld AG in Leipzig een opname van de Mazurka opus 103 no.4 van Benjamin Godard.

   Naast zijn optredens droeg hij ook het lesgeven een warm hart toe. Hij overleed in Scheveningen in 1913.

   Schlegel droeg zijn rond 1903 verschenen Zwei phantastische Studien opus 13 aan hem op.

15 mei 2021

 

 

Wijsmuller, Lizzie

     Lizzie (Elisabeth Henriette) Wijsmuller heeft met Schlegel gemeen dat ook háár voorouders uit Duitsland stammen. In grofweg het laatste kwart van de achttiende eeuw emigreerden leden van tenminste twee families Weißmüller naar Nederland: eentje uit Bächlingen (Baden-Württemberg) en een andere uit Meisenheim (Rheinland-Pfalz). Beide families vernederlandsten hun naam tot Wijsmuller. De schilder J.H. Wijsmuller (1855-1925) is een telg uit de eerste familie, Lizzie uit de tweede.

   Lizzie werd op 29 december 1881 geboren in Amsterdam. Haar familie is klaarblijkelijk later naar Bloemendaal (waartoe ook Overveen behoort) verhuisd. Ik vermoed dat zij een pianoleerlinge van Schlegel is geweest. Hij heeft het in 1909 uitgegeven 'Kahnfahrt' opus 30 no.1 aan haar opgedragen.

   Ik heb tot nu toe drie verwijzingen naar concertoptredens van haar teruggevonden.Een aankondiging op 20 januari 1904 van een Klavier-Avond met medewerking van mej. Nella Gunning, viool, op diezelfde dag in de Bovenzaal van Sociëteit "Vereeniging" in Haarlem. Een aankondiging op 19 november 1908 van een concert in de Haarlemse Concertzaal "De Kroon" op 17 december, samen met de pianiste Marie Warnier (werken voor twee piano's van Bach, Mozart en Kirchner) en met medewerking van de violist Heinrich Fiedler (Tartini, Mozart, Goldmark, Popper). Op 20 november 1909 wordt melding gemaakt van een concert in Hotel Duin en Daal in Bloemendaal op 24 november "door de dames Marie Warnier en Lizzie Wijsmuller, met medewerking van mej. Marie Bies en den heer Willem Andriessen". (Nella Gunning was een vooraanstaand violiste, oud-leerlinge van Joseph Cramer, César Thomson in Brussel en Carl Flesch. Zij was concertmeesteres van het geheel uit vrouwen bestaande orkest van Elisabeth Kuyper en vormde langdurig een duo met pianiste Marie Landré. Marie Bies, afkomstig uit Haarlem, was een zangeres en voormalig studiegenote van Willem Andriessen met wie zij later in het huwelijk zou treden.)

     Lizzie Wijsmuller is op 11 april 1912 in het stadhuis van Bloemendaal in het huwelijk getreden met de op dat ogenblik in Berlijn woonachtige Curt Eisfeld. Schlegel was een van de getuigen bij dit huwelijk. Wanneer we Schlegels brief aan de zangeres Adele Reissenberger-Umling in Wenen d.d.17 april 1912 erbij halen, kunnen we wel met zekerheid vaststellen dat Lizzie een oud-leerlinge van Schlegel was en aktief als pianolerares. Maar vanaf dit ogenblik komt zij in de geschiedenisboeken alleen nog voor als Frau Elisabeth Eisfeld.

   Curt Eisfeld (1886-1969) zou uitgroeien tot een van de belangrijkste Duitse autoriteiten op het gebied van de bedrijfseconomie. Hij was met name gespecialiseerd in het bank- en spaarbankwezen. Na zijn studie in Berlijn promoveerde hij in 1916 aan de Universiteit van Tübingen op een proefschrift Das Niederländische Bankwesen. Vanaf 1927 was hij hoogleraar aan de Universiteit van Hamburg. Gedurende de nazi-tijd werkte hij door in officiële instanties maar zonder lid van de NSDAP te worden. Onderzoek wees uit dat hij hierom en omdat hij omging met mensen die "niet positief" tegenover die partij stonden, door de nationaal-socialistische autoriteiten als onbetrouwbaar werd beschouwd. De conclusie van het onderzoek was dan ook dat hij zijn persoonlijke integriteit had weten te bewaren. Het enige kind van Elisabeth en Curt, hun zoon Sven, werd in 1944 als "verdwenen" opgegeven aan het oostfront.

   Curt en Elisabeth Eisfeld hebben hun volledige vermogen in de vorm van de Sven-Eisfeld-Stiftung nagelaten aan de Universiteit van Hamburg, daaronder de Curt-Eisfeld-Nachlassbibliothek met ongeveer 3500 vakboeken. In 2014 heeft de Sven-Eisfeld-Stiftung het Elisabeth-Eisfeld-Post-Doc-Förderprogramm in het leven geroepen, dat met name postdoctoraal studentes en 'Juniorprofessorinnen' van de faculteit Bedrijfskunde financieel ondersteunt bij de uitbouw van hun wetenschappelijke carrière.

29 april 2021, met dank aan Damiët Philippona en Fred Wijsmuller

 

 

 

 

APPENDIX

 

   In bovenstaande rubriek heb ik uiteraard de musici opgenomen die muziek van Schlegel tijdens zijn leven hebben uitgevoerd. In de rubriek 'Herontdekking' staan op dit ogenblik alle uitvoeringen vanaf 1980 vermeld waarvan ik op de hoogte ben. Maar inmiddels heb ik ook enkele uitvoeringen in de tussenperiode kunnen achterhalen. Die staan nu als een intermezzo gegroepeerd aan het begin van de rubriek 'Herontdekking'. Voor zover daar aanleiding toe bestaat, staan de musici uit dit 'postume netwerk' hier resp. onderaan de rubriek 'Wenen'. 

 

Op 20 maart 1931 werd de Vioolsonate uitgevoerd voor Radio Stockholm, en wel door Tobias Wilhelmi en Astrid Berwald.

 

Tobias Wilhelmi (1885-1944)

     Tobias Wilhelmi werd geboren in Amsterdam. Hij studeerde viool bij onder meer André Spoor en Bram Elderling (Keulen). Hij was werkzaam in een aantal Duitse steden, maar belandde uiteindelijk in Stockholm. Hij was er vanaf 1921 concertmeester van de Stockholms Konsertförening (na een aantal naamsveranderingen de huidige Kungliga Filharmoniska Orkestern) en bij de Kungliga Operan. Ook componeerde hij.

   Hij kwam er ook in contact met Henri Marteau, aan wie na de eerste wereldoorlog het Zweedse staatsburgerschap werd aangeboden en die sinds die tijd regelmatig in Zweden concerteerde en doceerde. Het is verleidelijk te veronderstellen dat deze Wilhelmi in aanraking heeft gebracht met Schlegels Vioolsonate.

Astrid Berwald (1886-1982)

     Astrid Berwald was de kleindochter van de componist Franz Berwald. Een aan haar gewijd lemma van de hand van Carl-Gunnar Ahlen is te vinden in het Svenskt kvinnobiografiskt lexikon (zowel Zweeds als Engels).

27 juli 2021